In dit artikel wordt uitgelegd hoe je de functies ALS, EN, OF en NIET in Microsoft Excel gebruikt. Elk van deze functies kan worden gebruikt als onderdeel van een formule in een cel om data in een willekeurig aantal kolommen of bladen in een Excel-bestand te vergelijken en daar een uitkomst aan te verbinden.
Met de ALS-functie kun je een voorwaarde op je gegevens toepassen waarbij een resultaat wordt geretourneerd als je voorwaarde WAAR is en een ander resultaat als de voorwaarde ONWAAR is. ALS-functies kunnen ofwel geïsoleerd zijn, wat betekent dat er slechts één voorwaarde wordt toegepast op je gegevens, of genest, waarbij meerdere variabelen worden toegepast om een WAAR of ONWAAR resultaat te genereren:
Hieronder geven we twee voorbeelden van een geïsoleerde ALS-functie. In deze voorbeelden passen we slechts één voorwaarde toe om onze resultaten te genereren. Als het cijfer in kolom A1 groter is dan of gelijk is aan 19, geef dan 20 weer. Zo niet, laat dan de waarde van A1 staan:
IF(A1> = 19, 20, A1)
Als de waarde van A1 "Korting" is, trek er dan 10% af. Laat anders de waarde van A1 staan:
A1 * IF (A1 = "Korting"; 1-10%; 1)
Hier zijn enkele voorbeelden van een geneste ALS-functie. In deze gevallen worden meerdere ALS-functies op de gegevens toegepast en wordt een van de verschillende antwoorden gegenereerd, afhankelijk van de gegevens die zich in de gegevensconstante bevinden. Je ziet dat elk criterium wordt gescheiden door een puntkomma en dat het aantal haakjes dat aan het einde van onze formule wordt gebruikt, afhankelijk is van het aantal functies dat 'genest' is in de formule.
Als de waarde van A1 groter is dan 12, geef dan "Goed" weer, als de waarde van A1 groter dan 18 is, geef dan "Heel Goed" weer. Zo niet geef dan "Voldoende" weer. Maar als A1 kleiner of gelijk is aan 12, geef dan "Verbeteren" weer:
IF(A1>12;"Goed" & IF(A1>18;"Heel Goed";"Voldoende");"Verbeteren")
Of:
IF(A1<12;"Goed";IF (A1<18;"Goed, Voldoende";"Goed, Heel Goed"))
Als het cijfer in A1 kleiner dan 4 is, geef dan "Slecht" weer. Als de waarde van A1 tussen de 4 en 8 is, geef dan "Onvoldoende" weer. Als de waarde van A1 tussen de 8 en 12 ligt, geef dan "OK" weer. Als de waarde A1 tussen de 12 en 16 is, geef dan "Goed" weer. Als geen van de waarden overeenkomt, geef dan "Heel Goed":
IF(A1<4;"Slecht";SI(A1<8;"Onvoldoende";IF(A1<12;"OK";SI(A1<16;"Goed";"Heel Goed"))))
In tegenstelling tot een ALS-functie, die afzonderlijk kan functioneren met een gegeven voorwaarde, test de EN-functie een aantal door de gebruiker gedefinieerde voorwaarden en retourneert WAAR als aan alle gegevensvoorwaarden is voldaan en ONWAAR als zelfs aan één voorwaarde niet wordt voldaan.
Net als bij andere voorwaardelijke formules, heb je de mogelijkheid om je eigen resultaten in te voeren voor WAAR en ONWAAR. Hier is een voorbeeld.
Geef "De Gravin!" weer als de volgende condities overeenkomen:
A2 (geslacht) = vrouw, B2 (status) = getrouwd, C2 (echtgenoot) = hertog en D2 (score) = tegenwoordig
Geef "Hallo!" weer als een of meerdere condities niet overeenkomen:
IF(And(A2="vrouw";B2="getrouwd"; C2="graaf"; D2="tegenwoordig"); "De Gravin!"; "Hallo!")
Je ziet dat deze formule begint met de ALS-functie. Dit gebruik van de ALS-functie signaleert in Excel dat je een formule wilt toepassen. Direct na de ALS-functie volgt de EN-functie en de gegevens worden gegroepeerd in een reeks haakjes om de functies te isoleren. Het resultaat voor WAAR "De Gravin!" en voor ONWAAR "Hallo!". Beide resultaten worden gescheiden door een puntkomma en staan tussen haakjes.
De OF-functie test de door de gebruiker gedefinieerde voorwaarden en retourneert WAAR als aan een van de voorwaarden van de gebruiker is voldaan en ONWAAR als geen van de voorwaarden van toepassing is. De OF-functie is veel minder absoluut dan de EN-functie. Hier is een voorbeeld:
Geef "Piloot" weer als de waarde van A3 aan een van de volgende condities voldoet: vliegtuig, formule1, motor. Geef "Chauffeur" weer als de waarde van A3 voldoet aan "auto" or "werk". Zo niet, geef dan "?" weer:
IF(OR(A3="vliegtuig";A3="formule 1"; A3="motor");"Piloot")
Of:
IF(OR(A3="auto";A3="werk");"Chauffeur";"?"))
De NIET-functie retourneert een tegengestelde waarde van een door de gebruiker geleverde logische waarde of uitdrukking:
IF(ENT(A3)=A3; "heel";"decimaal")
Kan ook geschreven worden als:
IF(NOT(ENT(A3)=A3); "heel";"decimaal")
Of:
IF(A4<>"Frans";"Buitenlands";"Europees")
Is gelijk aan:
IF(NOT(A4="Frans");"Buitenlands";"Europees")
De functies EN, OF en NIET worden meestal geassocieerd met de ALS-functie. Wat interessant is aan deze functies, is dat ze samen kunnen worden gebruikt om een stroomdiagram te maken dat dient als een visuele weergave van het algoritme van een probleem. Zorg er bij het gebruik van deze functies voor, dat alle haakjes en puntkomma's correct zijn geplaatst om de beste resultaten te garanderen.
Afbeelding: © Dzmitry Kliapitski – 123RF.com